PC's, digiborden, laptops, telefoons en andere apparatuur (bijv. smart devices) kunnen niet zomaar worden aangesloten op een willekeurige outlet. Verschillende apparatuur is in het netwerk ingedeeld in verschillende interne netwerken. Dat doen we om de veiligheid te waarborgen. Zo regelen we bijvoorbeeld dat een medewerker geen verbinding kan maken met de telefooncentrale of het klimaatsysteem en bijvoorbeeld een leerling niet bij de printer kan komen. Het is daarom belangrijk dat bij het aansluiten of verhuizen van apparatuur wordt doorgegeven wat er wordt aangesloten zodat dit in het juiste netwerk kan worden ingedeeld.
Geef wijzigingen of aansluitingen van nieuwe apparatuur door via de servicedesk.